zondag 20 september 2015

MOOC: Keuzes maken qua software

In de vijfde week van de MOOC: Blended Learning kijken Brian Greenberg, Michael Horn en Rob Schwarz specifiek naar welke keuzes je moet maken op het gebied van software, hardware en inrichting van de fysieke ruimte. Nu eerst de focus op software, waarbij ik telkens de transfer maak van wat de MOOC behandelt over de Engelstalige markt naar wat er beschikbaar is voor de Nederlandstalige markt.

Vier typen software
Als je nadenkt over software, is het handig om te weten dat er vier typen worden onderscheiden:
  1. Software voor een hele cursus;
  2. Software als aanvulling op een cursus;
  3. Software ter ondersteuning van de leerkracht;
  4. Educatieve apps.
Ad 1. Software voor een hele cursus
Bij software voor een hele cursus gaat het om software die daadwerkelijk een hele cursus (of vak) kan vervangen. De software doet eigenlijk alles voor de leerling terwijl de leerkracht af en toe checkt hoe de leerling vordert. De meerderheid van het leerproces verloopt via de software, zoals Apex Learning, Edgenuity en K12.com. Het voordeel is dat dit een totaalpakket is, je hoeft als leerkracht geen bronnen of materialen meer te verzamelen. Het nadeel is dat de leerkracht niet zelf leermateriaal cureert, waardoor de specifieke aansluiting voor leerlingen wellicht niet optimaal is.

Ad. 2 Software als aanvulling op een cursus
De tweede categorie software is als aanvulling op een cursus/vak, waarbij de hoofdinstructie niet per se via de software verloopt. De leerkracht ontwerpt nog steeds lessen en geeft ook directe instructie aan leerlingen. Engelstalige voorbeeld hiervan zijn Khan AcademyST Math en Dreambox Learning, waarbij de leerkracht nog steeds de leerlingen instrueert. Daarna gaan leerlingen op hun eigen niveau (in)oefenen van de lesstof achter de computer. In Nederland zijn bijvoorbeeld Taalzee en Rekentuin hiervan een heel mooi voorbeeld; adaptieve software die zich aanpast aan het niveau van het kind. Een aanrader voor elke school!

Ad 3. Software ter ondersteuning van de leerkracht
Deze derde groep gaat met name over software om de leerkrachten (en de school) efficiënter te laten werken. Een paar voorbeelden: Edmodo, een communicatieplatform waardoor leerkrachten kunnen communiceren met leerlingen en ouders in een veilige omgeving. Ze kunnen er ook (les)materialen delen. Verder zijn er handige tools zoals Socrative, Kahoot en Mentimeter om quizjes en toetsen af te nemen. Zo kun je zien of leerlingen de leerstof beheersen of niet. Daarnaast zijn er allerlei electronische leeromgevingen (ELO's) zoals Blackboard, Moodle en SharePoint waar rijk onderwijs gebundeld en aangeboden kan worden. Dit zijn vaak grote complexe systemen waar ook schoolbreed beheer voor moet zijn. En er zijn natuurlijk leerlingvolgsystemen zoals LOVS en ParnasSys om allerlei gegevens en data te registreren.

Ad 4. Educatie apps
Tot slot zijn er ook educatieve apps, wat kortere en beperktere software op één specifiek gebied. Vaak gebruikt een selectie van leerlingen een bepaalde app voor een paar dagen. Ook thuis kunnen kinderen vaak de app oefenen op een tablet. In Nederland is de uitstekende website www.eduapp.nl dat een prachtig overzicht geeft van alle educatieve apps.



Software kiezen
Veel scholen willen precies weten welke software ze moeten kiezen, maar het is lastig om een specifieke keuze voor te schotelen. Elke situatie is immers uniek. Misschien is het daarom waardevoller om te kijken naar het keuzeproces. Elke school zou zo'n proces moeten doormaken.

Stap 1 is inventariseren wat je al hebt. Vaak is er al van alles aanwezig op school qua software die uitstekend gebruikt kan worden als je weet waar de software voor dient.

Stap 2 is kijken welke gratis software beschikbaar is. Er zijn steeds meer gratis webbased tools en programma's die goed gebruikt kunnen worden in een school. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Google Apps (Drive, Maps, Sites, Blogger, Earth, Forms, Mail, YouTube, Calender, Translate, Photos), maar ook aan talloze web 2.0 tools die online beschikbaar zijn.

Als je software wil aanschaffen, dan is het belangrijk om je wensen duidelijk op te schrijven en verschillende pakketten met elkaar te vergelijken. Stap 3 is om van diverse leveranciers demo's aan te vragen, zodat je een afgewogen keuze kunt maken. Een aantal criteria:
  • Goede data verzameling. Deze is toegankelijk voor zowel leerkrachten als leerlingen;
  • Adaptiviteit. Dat wil zeggen dat leerlingen altijd op niveau kunnen werken, het programma past zich aan de leerling aan;
  • Aansluiting bij het lesprogramma van het onderwijs;
  • Mogelijkheid tot toewijzen van opdrachten. De leerkracht moet specifieke opdrachten kunnen koppelen aan specifieke leerlingen;
  • Cloudbased, zodat leerlingen vanaf ieder apparaat op elke plek en tijd kunnen inloggen en verder gaan waar ze zijn gebleven. 
  • Voldoende content. Zorg dat je weet hoeveel uur aan lesstof de software biedt.
  • Motiverend voor leerlingen om mee te werken. Misschien het meest overduidelijke criterium. Als leerlingen het niet leuk vinden om het programma te gebruiken, zal er weinig mee gebeuren. Laat leerlingen dus zeker de software testen!

Uitdagingen bij het kiezen van software
Behalve bovenstaande criteria om je te helpen kiezen, is er nog een aantal uitdagingen die het hele proces ingewikkelder kunnen maken. Op dit moment is er (helaas) nog niet bekend wat het leerrendement is van elk softwarepakket. De ontwikkelingen op dit gebied zijn nog pril. Je neemt dus altijd enigszins een gok, al kun je natuurlijk wel proberen om je zo goed mogelijk vooraf te laten informeren.

Daarnaast zijn kosten van software soms alles behalve transparant. Dit is misschien zo op de Amerikaanse markt, maar veel grote Nederlandse aanbieders hebben dit trouwens best goed geregeld. Denk hierbij aan Snappet, AmbraSoft, Prowise, Gynzy, maar ook eerder genoemde Taalzee en Rekentuin. Zij hanteren eigenlijk een heel helder kostensysteem.

Tot slot communiceert de software niet altijd goed met andere software. Werkt het programma bijvoorbeeld alleen op Windows? Of heb je per se Flash voor nodig? Dan kun je problemen krijgen op een gegeven moment. Zorg dus dat ook ICT coördinatoren en/of andere specialisten kritisch meekijken bij het kiezen van geschikte software.


Bronnen om je te helpen
In de MOOC geven Greenberg en Horn een aantal relevante bronnen waar verschillende soorten software worden besproken. Echter, dit zijn louter Amerikaanse (of Engelstalige) voorbeelden en weinig interessant voor de Nederlandse markt. In bovenstaand artikel heb ik al meerdere malen Nederlandse alternatieven toegevoegd aan de samenvatting van de MOOC video's over dit onderwerp.

Als aanvulling hierop kan ik ook Stichting Kennisnet aanraden. Zij richten zich meer en meer op de specifieke vragen van schoolbesturen om ICT succesvol te implementeren. Dat kan zeker ook gaan over software keuzes! Neem dus gerust contact met hen op.

Daarnaast is het aan te raden om ook enkele vakbladen te lezen, zoals JWS, Vives en Computers op School (COS). Bovendien zijn er regelmatig interessante beurzen in de Jaarbeurs (Utrecht) waar je demonstraties kunt krijgen of op de hoogte kunt komen van ontwikkelingen. De eerst volgende beurs over dit onderwerp is de IPON in februari.


Conclusie
Deze eerste video's in de vijfde week van de MOOC waren voor mij slechts een beetje interessant. Het meeste van wat er werd verteld, is voor mij gesneden koek. Ik houd me al jaren bezig met relevante educatieve software en probeer zo veel mogelijk de ontwikkelingen bij te blijven.

Toch is het belangrijk om te beseffen hoe dit proces voor veel scholen nog een worsteling is, dus ik hoop dat bovenstaand overzicht helpt. Ook vind ik het sterk hoe dit onderwerp pas tegen het einde van de MOOC wordt behandeld. Het draait echt eerst om het bepalen van het onderwijsconcept en pas daarna ga je op zoek naar de juiste leermiddelen. Mocht iemand aanvullende tips hebben of specifieke vragen op het gebied van educatieve software, neem dan gerust contact met me op!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten